Uit de volgende uitspraak van de kantonrechter te Rotterdam blijkt dat eiser recht heeft op vergoeding van smartengeld na mishandeling. Eiser vorderde € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding, maar de kantonrechter stelde deze schade vast op € 750,- en stelde daarnaast de geleden inkomstenderving vast op € 245,28. Hierna volgen de belangrijkste overwegingen.
4 De beoordeling van het geschil
4.1 Dat eiser door gedaagde is mishandeld staat vast, nu dit in de strafzaak bewezen is verklaard. In deze zaak dient de kantonrechter alleen de hoogte van de gevorderde schade te beoordelen.
4.2 De inkomstenderving is, zo blijkt uit de stukken, aanzienlijk lager dan gevorderd. Uit de verklaring van Tempo-Team blijkt dat eiser 6 werkdagen niet heeft gewerkt in plaats van de 10 (in de dagvaarding staat 14, maar dat moet een tikfout zijn) gevorderde verzuimdagen. De kantonrechter zal de vordering daarom tot 6 dagen beperken.
De hoogte van het salaris blijkt uit de verklaring van Tempo-Team en komt niet onredelijk voor zodat in beginsel wordt uitgegaan van een salaris per dag van € 87,60. Aangenomen moet worden dat dit een brutosalaris betreft.
Toch kan niet het gehele salaris worden toegewezen, nu eiser tijdens de gehouden comparitie van partijen heeft verklaard dat hij gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid een ziektewetuitkering heeft ontvangen van 70%. Door deze uitkering is de schade van eiser beperkt tot 30% van het salaris per dag. Voor de snipperdag die nodig was voor een bezoek aan slachtofferhulp wordt wel het volledige salaris toegekend, omdat eiser op dat moment niet meer arbeidsongeschikt was.
Dit betekent dat voor inkomstenderving een bedrag van (6 x 30% van € 87,60 + € 87,60) = € 245,28 kan worden toegewezen.
4.3 De gevorderde reiskosten zien op twee bezoeken aan het ziekenhuis en een bezoek aan de huisarts. Het eerste ziekenhuisbezoek was vanwege de behandeling na de mishandeling. Het tweede bezoek was om de hechtingen te verwijderen. Nu uit het dossier van de huisarts niet blijkt dat deze de hechtingen verwijderd heeft, neemt de kantonrechter aan dat eiser voor het verwijderen van de hechtingen inderdaad naar het ziekenhuis is gereisd. De reiskosten worden toegewezen, nu deze niet als onredelijk worden beoordeeld.
4.4 Door eiser worden ook incassokosten gevorderd, maar hij vordert niet een concreet bedrag. Omdat uit het dossier niet blijkt van incassowerkzaamheden en nu met name niet blijkt dat door eiser een zogenaamde veertien dagen brief aan gedaagde is gezonden, is er geen grondslag voor toewijzing van incassokosten.
4.5 Eiser vordert een bedrag van € 5.000,– voor smartengeld. Smartengeld is bedoeld om de benadeelde genoegdoening en compensatie te bieden voor wat hem is aangedaan. Bij het vaststellen van de hoogte van het schadebedrag moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden, waarbij het gaat om de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Daarbij moet worden aangesloten bij de bedragen die door de rechter in Nederland plegen te worden toegekend in vergelijkbare gevallen.
Door de mishandeling is een hoofdwond ontstaan die met 5 hechtingen is gehecht. De hechtingen zijn na een week verwijderd en er is geen sprake van blijvend letsel. Daarnaast is sprake van kneuzingen en bloeduitstortingen op de rug. Het is aannemelijk dat eiser daardoor pijn heeft gehad, maar het hier beschreven letsel en de pijn zijn in tijd relatief beperkt geweest.
Eiser stelt voorts dat hij psychische schade heeft opgelopen. Door de mishandeling stelt hij angstig te zijn geworden. De kantonrechter stelt voorop dat dit psychisch letsel niet vaststaat. Niet is gesteld of gebleken dat eiser zich voor deze gevolgen onder behandeling heeft laten stellen. Ook is op geen enkele wijze gebleken van een causaal verband tussen de mishandeling, de terugval in de verslaving, het eindigen van de relatie en de algehele malaise in het leven van eiser.
Desondanks acht de kantonrechter het aannemelijk dat de mishandeling ook psychisch gevolgen moet hebben of hebben gehad. Eiser is immers door drie mensen uit de garage gesleurd, geslagen door twee mensen en bovendien op het hoofd geslagen door gedaagde met een grote Bahco-sleutel. Deze ervaring moet voor eiser een traumatische ervaring hebben opgeleverd. Het slaan met een zwaar voorwerp op het hoofd is nu eenmaal zeer bedreigend. Wanneer de sleutel op een ander deel van het hoofd terecht was gekomen had veel ernstiger letsel kunnen ontstaan en het kan niet worden uitgesloten dat het letsel fataal zou zijn geweest. In elk geval moet eiser op dat moment het gevoel hebben gehad dat zijn laatste uur geslagen was. Dat eiser daar slapeloze nachten van heeft gehad en nog altijd angstig is, is niet onaannemelijk. De kantonrechter vindt het een verzwarende omstandigheid dat gedaagde zondermeer is gaan slaan en zich niet eerst heeft laten informeren over het standpunt van eiser over wat er gebeurd is. Gedaagde heeft zich louter op de woorden van zijn zoon verlaten en niet aan eiser gevraagd wat er was gebeurd. Dit is vooral van belang omdat niet vaststaat dat eiser de zoon heeft aangeraakt of beledigd. Als de zoon het bandenrek in beweging heeft gebracht is het een volstrekt normale reactie dat die zoon op dit gedrag wordt aangesproken. Om dit aanspreken als beledigend aan te merken getuigt van weinig realiteitszin. Juist door zondermeer aan te vallen, zo oordeelt de kantonrechter, heeft gedaagde psychische schade veroorzaakt.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend oordeelt de kantonrechter dat een immateriële schadevergoeding van € 750,– op zijn plaats is.
4.6 Gedaagde heeft gesteld dat hij schadevergoeding wenst voor de psychologische behandeling van zijn zoon. Deze wens wordt niet gehonoreerd. Uit niets blijkt dat de zoon onder behandeling is geweest, laat staan dat dat een gevolg is geweest van een gedraging van eiser. Het is aan gedaagde om daarover het nodige te stellen en nu dat niet is gebeurd, ontbreekt een grondslag voor deze vordering.
4.7 De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen, nu die vordering op de wet is gebaseerd.
4.8 Als de in het ongelijk gestelde partij wordt gedaagde belast met de kosten van het geding.
De beslissing
De kantonrechter:
-veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een bedrag van € 1.072,12 te verhogen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juli 2013 tot de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van de proceskosten welke kosten tot op dit moment worden vastgesteld op € 95,77 voor de dagvaarding, op € 219,– voor het griffierecht en op € 500,– voor het salaris van de gemachtigde van eiser;
-wijst af het meer of anders gevorderde en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Heeft u vagen over dit bericht of behoefte aan direct advies, neem dan kosteloos contact op met Advocatenkantoor Hoveijn. Advocatenkantoor Hoveijn is onder andere gespecialiseerd in vastgoedrecht, aanbestedingsrecht, huurrecht en ondernemingsrecht.