Go to Top

Plaatsing hek op pad dat door buren werd gebruikt als overpad

Op 15 januari 2014 deed de rechtbank Utrecht de volgende uitspraak.

Kort gezegd ging het over het volgende. Gedaagden hebben het door buren gebruikte pad bij hun tuin getrokken en aan de buren die een formele erfdienstbaarheid hadden een sleutel gegeven voor de twee geplaatste poorten. Eisers hebben geen formele erfdienstbaarheid, maar maakten wel regelmatig gebruik van het pad.

Eis
Er wordt kort gezegd geëist om de twee geplaatste poorten te verwijderen en het pad toegankelijk te houden. Subsidiair eisen eisers om de sleutels van de geplaatste poorten.

Eisers vinden dat het voetpad een buurweg is, danwel dat zij door verjaring een erfdienstbaarheid hebben gekregen, danwel een openbare weg is, danwel dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om de poorten te plaatsen.

Volgens eisers is sinds 1958 met toestemming van gedaagden het pad toegankelijk geweest en zij hebben daarvoor verklaringen overgelegd.

Volgens eisers ligt het ook uit oogpunt van veiligheid voor de hand om van de uitweg aan de voorzijde geen gebruik te maken, maar met fietsen of containers achterlangs te gaan. Voornoemde omstandigheden duiden volgens eisers dan ook op een langdurig gebruik van het voetpad door de bewoners aan de Dorpsstraat.

Buurweg
De eigenaren voeren als verweer aan dat het af en toe gebruiken van het pad door omwonenden, zonder dat de eigenaar dit gebruik belet, onvoldoende is om het bestaan van een (rechtsvermoeden van) buurweg aan te nemen. Zij stellen dat Portaal het voetpad nooit uitdrukkelijk of stilzwijgend als buurweg heeft bestemd. Dat de oude schuren op de onderhavige percelen aan de Dorpsstraat ook al een opening hadden naar het pad gelegen aan de achterzijde van de percelen, wordt door de eigenaren betwist.

Voor het ontstaan van een buurweg is voldoende dat het gaat om een strook grond die ook uiterlijk zich als weg, strekkende ten behoeve van de nabijgelegen percelen, voordoet, die gedurende lange tijd tot een zodanig gemeenschappelijk gebruik van weg heeft gestrekt dat op grond van de gedragingen van de eigenaar van de buurweg of de gezamenlijke buren onder wie de eigenaar geconcludeerd kan worden tot een uitdrukkelijke of stilzwijgende wilsverklaring van die eigenaar. In een dergelijk geval is er sprake van een stilzwijgende bestemming van de weg tot buurweg waardoor de gebruikers zich kunnen beroepen op het bezit van het recht van buurweg, hetgeen een vermoeden van recht kan opleveren (Gerechtshof Leeuwarden, 10 april 2012, LJN : BW4210).

Sinds 1958 en tot aan de verkoop van perceel nummer [adres 1] aan gedaagden was het voetpad niet afgesloten door een toegangshek of -poort.

Op enig moment hebben de eigenaren van de percelen aan de Dorpsstraat een pad gemaakt aan de achterzijde van hun tuinen. Dit pad langs hun achtertuinen hebben eisers betegeld. Met gebruikmaking van dit pad konden de bewoners van de Dorpsstraat via het onderhavige voetpad langs de tuin van nummer [adres 1] het bos en het Van Tuyllplantsoen bereiken.

Uit vorenstaande vaststaande feiten en de door eisers aangevoerde feiten en omstandigheden, die door gedaagden deels worden betwist, kan naar het oordeel van de rechtbank niet volgen dat de rechtsvoorgangers van eisers vóór 1992 feitelijke macht over het voetpad hebben uitgeoefend die past bij het gebruik van die weg als buurweg (Hoge Raad, 15 september 2006, NJ 2006, 502). Zoals hiervoor reeds is overwogen is het enkele feit dat Portaal de omwonenden het gebruik niet heeft belet, onvoldoende om een stilzwijgende bestemming als buurweg aan te nemen.

Dit alles leidt tot het oordeel dat eisers onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld om een bezit van een recht op buurweg aan te nemen.

Erfdienstbaarheid door extinctieve verjaring
Verkrijging van een erfdienstbaarheid door extinctieve verjaring was onder het oud BW niet mogelijk. In het nieuwe BW kan de bezitter die niet te goeder trouw is na verloop van 20 jaren een recht van erfdienstbaarheid verkrijgen. Het moet dan wel gaan om een voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheid.

Uit al hetgeen hiervoor is overwogen volgt reeds dat eisers onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld om te oordelen dat gedurende een periode van (tenminste) 20 jaar sprake was van een voortdurend en zichtbaar bezit van erfdienstbaarheid. Eisers hebben, naast hetgeen hiervoor bij de beoordeling van hun beroep op het bestaan van een buurweg aan de orde is gekomen, ter nadere onderbouwing van de zichtbaarheid van het bezit van erfdienstbaarheid nogmaals benadrukt dat de schuren op de betreffende percelen een uitgang hebben richting het pad achter de percelen, dat leidt naar het onderhavige voetpad. Ook dat achter de percelen liggende pad zelf is volgens hen een zichtbaar bewijs van erfdienstbaarheid. Hetzelfde geldt voor de plaats die de schutting langs het perceel [adres 1]had vóór de verkoop van het perceel aan gedaagden. Daarnaast moet het feit dat Portaal tot 2010 geen enkel profijt heeft gehad van het stuk grond waarop het voetpad is gelegen worden aangemerkt als een zwaarwegende omstandigheid van zichtbaar bezit van erfdienstbaarheid. Het afscheiden van het pad laat volgens eisers zien dat het pad niet voor eigen gebruik was bestemd.

De rechtbank overweegt dat, nog afgezien van het feit dat eisers niet hebben onderbouwd wanneer bedoelde schuren zijn geplaatst, uit de enkele aanwezigheid daarvan niet kan worden geconcludeerd dat het door eisers gestelde bezit van erfdienstbaarheid voor Portaal zichtbaar is geweest. De openingen van de diverse schuren op de betreffende, omheinde percelen zijn vanaf het voetpad immers niet zichtbaar. Eisers zijn degenen die het pad achter hun percelen, alleen voor het gedeelte dat ligt achter hun tuinen, voor het eerst hebben betegeld. Die tegels sluiten niet direct aan op het voetpad aan het Van Tuyllplantsoen. De enkele aanwezigheid van dit pad is geen omstandigheid waaruit het gestelde, zichtbare bezit van erfdienstbaarheid kan blijken. Anders dan eisers stellen heeft Portaal vanaf 1958 tot aan de verkoop van perceel [adres 1] profijt gehad van het stuk grond waarop het voetpad is gelegen: zij heeft dit stuk grond immers aangewend geheel ten behoeve van haarzelf, althans van haar huurders aan het [adres 1], [adres 2], [adres 3] en [adres 4]. De oorspronkelijke plaats van de schutting op perceel [adres 1] duidt evenmin op een zichtbaar bezit van erfdienstbaarheid. De rechtbank verwijst naar hetgeen omtrent die schutting eerder is overwogen. Geconcludeerd wordt dat het beroep van eisers op een door verjaring verkregen erfdienstbaarheid, niet slaagt.

Openbare weg
Eisers stellen voorts dat het voetpad een openbare weg is in de zin van de Wegenwet, omdat het gedurende een periode van tenminste 30 jaar voor een ieder toegankelijk is geweest.

De rechtbank is van oordeel dat een voetpad als het onderhavige, een zogenaamd “achterommetje”, dat er alleen toe dient om de bewoners van bepaalde woningen de mogelijkheid te geven hun woningen ook via de achterzijde te bereiken, niet een voor een ieder toegankelijke weg is in de zin van de Wegenwet. Dat enkele bewoners aan de Dorpsstraat het voetpad ook zijn gaan gebruiken als sluiproute, om vanuit hun tuin naar het Van Tuyllplantsoen of het bos en weer terug te gaan, maakt dat niet anders. Het gebruik van een weg door uitsluitend ‘bestemmingsverkeer’ is onvoldoende om de weg als voor een ieder vrij toegankelijk te bestempelen. Terecht beroepen gedaagden zich in dit verband op het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 5 juni 2007 ( LJN : BA8379). De vorderingen van eisers zijn ook op deze grond niet toewijsbaar.

Redelijkheid en billijkheid
Tot slot leggen eisers hun vorderingen ten grondslag dat het afsluiten door gedaagden het voetpad naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Eisers en de overige omwonenden kunnen immers niet langer op een snelle en veilige wijze het bos, het Van Tuyllplantsoen en hun achtertuinen bereiken, hetgeen al sinds de jaren ’50 vast gebruik is. Gedaagden hebben daarentegen nauwelijks baat bij de afsluiting, omdat het passeren van derden over het voetpad geen overlast veroorzaakt en in feite onopgemerkt plaatsvindt.

De rechtbank overweegt dat eigendom het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan hebben. Gedaagden zijn eigenaar van de betreffende strook grond, waarop het voetpad is gelegen. In rechte is niet komen vast te staan dat het voetpad een buurweg is en evenmin dat eisers een erfdienstbaarheid van voetpad toekomt. Het voetpad is daarnaast niet aan te merken als een openbare weg in de zin van de Wegenwet. Gedaagden zijn daarom gerechtigd eisers de toegang tot het voetpad te weigeren. De door eisers gestelde feiten en omstandigheden kunnen niet tot het oordeel leiden dat de uitoefening door gedaagden van hun eigendomsrecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Conclusie
Uit al hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat zowel de primaire als de subsidiaire vorderingen van eisers dienen te worden afgewezen en eisers worden in de proceskosten veroordeeld.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2014.


Heeft u vagen over dit bericht of behoefte aan direct advies, neem dan kosteloos contact op met Advocatenkantoor Hoveijn. Advocatenkantoor Hoveijn is onder andere gespecialiseerd in vastgoedrecht, aanbestedingsrecht en ondernemingsrecht.