Go to Top

Kort geding opheffing executoriaal beslag op onroerend goed na bankgarantie

De rechtbank Amsterdam heeft op 5 februari 2014 de volgende, in het kort weergegeven, uitspraak in kort geding gedaan.

Feiten

Gedaagde had als huurder het eerste recht van koop van een pand in Amsterdam. RAM Properties heeft als verhuurder het pand desondanks verkocht aan een ander. Gedaagde heeft RAM Properties en de huidige eigenaar van het pand daarvoor bij de rechter aangesproken en heeft daarin gelijk gekregen. De hoogte van de geleden schade moest nog wel worden bepaald door een schadestaatprocedure.

Op 16 december 2013 heeft de deurwaarder op verzoek van [gedaagde] vier panden die eigendom zijn van RAM Properties in executoriaal beslag genomen.

Het geschil

Ram vordert, kort gezegd, opheffing van de gelegde beslagen.

RAM Properties stelt, kort gezegd, dat doordat nog steeds geen schadestaatprocedure aanhangig is gemaakt de vordering niet voldoende bepaald is, en dat daardoor geen executoriaal beslag mag worden gelegd. Bovendien zijn de gelegde beslagen veel hoger dan de verwachtte vordering. Het hindert RAM Properties erg, aangezien zij enkele panden wil verkopen.

De beoordeling

Allereerst beoordeelt de rechtbank dat in beginsel een executoriaal beslag wel degelijk kan worden gelegd voor een vordering waarvoor de beslaglegger nog een schadestaatprocedure aanhangig moet maken.

Mede gezien de WOZ-waarde van het pand is de voorzieningenrechter van oordeel dat het beslag op het ene pand aan het Muntplein meer dan voldoende zekerheid biedt voor de te verwachten vordering. Het beslag op de overige drie panden zal dan ook worden opgeheven.

Bovendien zal worden bepaald dat het beslag op het pand aan het Muntplein eveneens dient te worden opgeheven indien RAM Properties zekerheid stelt (in de vorm van een bankgarantie of in een vorm die gelijkwaardig is aan een bankgarantie) voor een bedrag van € 425.000,-. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag dat [gedaagde] in eerste aanleg bij de rechtbank van RAM Properties heeft gevorderd, terwijl het bedrag aan schadevergoeding zal, naar voorshands wordt aangenomen, aanmerkelijk lager uitvallen.

Anders dan [gedaagde] heeft betoogd is niet vereist dat RAM Properties hierbij een spoedeisend belang heeft als bedoeld in artikel 254 Rv. Het betreft hier een executiegeschil; RAM Properties vraagt een oordeel van de voorzieningenrechter op grond van artikel 438 Rv, niet op grond van artikel 254 Rv.

Gedaagde heeft in reconventie een geldsom geëist. Naar aanleiding van hetgeen vervolgens door partijen is bepleit is de voorzieningenrechter tot het oordeel gekomen dat de vordering zich niet leent voor behandeling in kort geding. Het gerechtshof is tot verwijzing naar de schadestaatprocedure gekomen. Partijen verschillen van mening over de wijze waarop de schade berekend zal moeten worden. Onder die omstandigheid is thans volstrekt onvoldoende vast te stellen hoe hoog de vordering mogelijkerwijs kan zijn. Derhalve kan ook geen voorschot worden bepaald. Dit gedeelte van de vordering in reconventie zal dan ook worden afgewezen.

De beslissing

De voorzieningerechter oordeelt dat de beslagen op 3 van de 4 panden moeten worden opgeheven. Van het laatste pand aan het Muntplein moet het beslag worden opgeheven indien gedaagde een bankgarantie geeft voor een bedrag van € 425.000,-.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2014.


Heeft u vagen over dit bericht of behoefte aan direct advies, neem dan kosteloos contact op met Advocatenkantoor Hoveijn. Advocatenkantoor Hoveijn is onder andere gespecialiseerd in vastgoedrecht, aanbestedingsrecht en ondernemingsrecht.