Go to Top

Huur van een stand op bazaar is huurovereenkomst bedrijfsruimte met bijbehorende huurbescherming

De huur van een stand op bazaar is huurovereenkomst bedrijfsruimte met bijbehorende huurbescherming blijkt uit de volgende uitspraak van de rechtbank te Almere. Vanwege onenigheid had de Multi Bazaar Almere (MBA) eiser de toegang ontzegt. Volgens de rechter had MBA geen ontruimingstitel en moet eiser verplicht toegang verschaffen onder last van een dwangsom. Hierna volgt de beoordeling van de rechtbank.

4.1. De kantonrechter is van oordeel dat van een spoedeisend belang genoegzaam is gebleken. MBA staat een terugkeer op de bazaar van [naam] enkel onder voorwaarden toe. [naam] stelt dat hij niet verplicht is om in te stemmen met door MBA gestelde voorwaarden.

4.2.[naam] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat partijen een huurovereenkomst betreffende bedrijfsruimte hebben gesloten, en dat MBA tekortschiet in haar verplichtingen uit deze overeenkomst.
[naam] stelt dat MBA hem op grond van de toepasselijke wettelijke bepalingen het ongestoorde huurgenot dient te verschaffen. Daarom is het MBA niet toegestaan om [naam] de toegang tot de bazaar te ontzeggen. Ook de door MBA gehanteerde Algemene Spelregels bieden geen grond voor een dergelijke bevoegdheid. De eerste set van de Algemene Spelregels die MBA aan [naam] heeft overhandigd (volgens [naam] overigens niet bij het sluiten van de overeenkomst, maar enkele dagen later) bevat geen bevoegdheid van MBA om een marktverbod aan standhouders op te leggen. De latere versie van de Algemene Spelregels waarin die bevoegdheid wel is opgenomen, biedt volgens [naam] evenmin een grond voor het opleggen van een marktverbod. De bepaling waarin dat is vastgelegd is pas in de Algemene Spelregels opgenomen na een niet-toegestane tussentijdse eenzijdige wijziging daarvan. [naam] heeft met deze wijziging niet ingestemd. Ten slotte raakt de bevoegdheid tot het opleggen van een marktverbod de kern van de overeenkomst, zodat MBA ook op die grond geen recht toekomt het gebruiksrecht van [naam] via (een wijziging van) de Algemene Spelregels te beperken.
Terzake het verwijderen van de inventaris van de koffiecorner stelt [naam] dat voor de ontruiming van een bedrijfspand een ontruimingstitel noodzakelijk is. MBA beschikt niet over een titel, zodat MBA niet gerechtigd was de inventaris te verwijderen.
In de huurovereenkomst zijn [naam] en MBA overeengekomen dat [naam] het alleenrecht heeft op de verkoop van de opgesomde producten. MBA en andere huurders verkopen deze producten ook, zodat MBA ook op dit punt tekortschiet. [naam] stelt dat hij hierdoor schade lijdt.

4.3. MBA stelt dat (de laatste versie van) de Algemene Spelregels wel van toepassing zijn op de overeenkomst, zodat het haar op grond van de Algemene Spelregels is toegestaan [naam] de toegang tot de bazaar te ontzeggen. [naam] heeft een versie van de Algemene Spelregels bij het tekenen van de deelnameovereenkomst ontvangen en ook de latere vernieuwde exemplaren heeft hij ontvangen, al dan niet via zijn personeel. De deelnemers aan de bazaar hebben allen ingestemd met de wijzigingen van de Algemene Spelregels. Bovendien zijn dergelijke regels noodzakelijk om een bazaar goed te laten functioneren. Het is MBA toegestaan om de Algemene Spelregels te wijzigen, omdat een verfijning daarvan na verloop van tijd noodzakelijk bleek voor het goed functioneren van de bazaar. Overigens, zo stelt MBA, is het marktverbod inmiddels afgelopen, zodat [naam] al in juni de exploitatie van zijn koffiecorner had kunnen hervatten.
Volgens MBA was een ontruiming van de koffiecorner noodzakelijk omdat deze schoongemaakt moest worden in verband met de hygiëne.
MBA erkent dat zij met [naam] een alleenrecht is overeengekomen. Tegen de vordering sub 3 van [naam] heeft MBA aangevoerd dat (een deel van) deze producten ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met [naam] al door andere standhouders werd verkocht. Met het sluiten van de overeenkomst tussen [naam] en MBA is hier geen verandering in gekomen en tot voor kort vormde dit ook geen probleem voor [naam]. MBA koopt koffie voor de deelnemersvergaderingen in bij [naam]. Omdat [naam] op Tweede Paasdag niet op de bazaar aanwezig was, was MBA genoodzaakt zelf koffie te verkopen.

4.4. De deelname-overeenkomst kwalificeert als een huurovereenkomst terzake bedrijfsruimte. De door MBA gehanteerde Algemene Spelregels kwalificeren als algemene voorwaarden. De Algemene Spelregels zoals [naam] deze de eerste keer van MBA heeft ontvangen zijn op de overeenkomst van toepassing, nu [naam] daarvoor getekend heeft en tussen partijen vaststaat dat [naam] deze ook daadwerkelijk van MBA heeft ontvangen. Vast staat dat in de eerste versie van de Algemene Spelregels die MBA aan [naam] heeft overhandigd, geen bevoegdheid van MBA tot het opleggen van een marktverbod is opgenomen. Nu dit verbod de kern van de overeenkomst betreft, namelijk het verschaffen van het ongestoord gebruik van de gehuurde ruimte, is een beperking op dat recht bij algemene voorwaarden niet toegestaan. MBA heeft nog gesteld dat de gewijzigde Algemene Spelregels op de overeenkomst met [naam] van toepassing zijn omdat alle deelnemers tijdens een deelnemersvergadering daarmee hebben ingestemd. Deze instemming wordt evenwel door [naam] betwist, en ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft MBA erkend dat [naam] niet bij alle deelnemersvergaderingen aanwezig is geweest. Zodoende heeft MBA niet aannemelijk gemaakt dat [naam] heeft ingestemd met de wijziging van de Algemene Spelregels, zodat de bepaling waarin de bevoegdheid van MBA tot het opleggen van een marktverbod is vastgelegd geen onderdeel is gaan uitmaken van de overeenkomst tussen [naam] en MBA. Dat tussentijdse aanpassing van de Algemene Spelregels noodzakelijk blijkt te zijn als gevolg van de ervaring die MBA in de loop van de tijd opdoet, is geen rechtsgrond voor de toepasselijkheid van de gewijzigde Algemene Spelregels op de overeenkomst met [naam].

4.5. De vordering sub 2 wordt toegewezen omdat vast staat dat MBA niet over een geldige titel voor de ontruiming van het gehuurde beschikt.

4.6. Vast staat dat partijen een alleenrecht van [naam] zijn overeengekomen op de verkoop van de volgende producten: divers gebak, donuts, muffins, frisdrank, frozen yoghurt, koffie, saucijzen, milkshakes, panini’s, vers fruit, smoothies en coffeeslush. MBA heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling erkend dat MBA dit alleenrecht niet respecteert. Uit de verklaringen van MBA volgt bovendien dat MBA ook niet toeziet op inachtneming door de overige standhouders van het alleenrecht van [naam]. Gelet hierop wordt vordering sub 3 toegewezen.

4.7. Omdat de bazaar niet alle dagen van de week voor de standhouders (en het publiek) geopend is, zal de gevorderde dwangsom zal worden beperkt als in het dictum vermeld.

4.8. MBA zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam] worden begroot op:
– dagvaarding € 81,29
– griffierecht 77,00
– salaris gemachtigde  400,00 (2 punten × tarief € 200,00)
Totaal € 558,29

5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. veroordeelt MBA om binnen uiterlijk vierentwintig uur na betekening van dit vonnis [naam] voor onbepaalde tijd toegang te verschaffen tot de bazaar en de door hem gehuurde koffiecorner,
5.2. veroordeelt MBA om binnen uiterlijk 24 uur na betekening van dit vonnis de inventaris van [naam] weer terug te plaatsen in de door hem gehuurde koffiecorner,
5.3. verbiedt MBA om zelf of andere huurders van een ruimte in de bazaar de producten divers gebak, donuts, muffins, frisdrank, frozen yoghurt, koffie, saucijzen, milkshakes, panini’s, vers fruit, smoothies en coffeeslush te (laten) verkopen,
5.4. veroordeelt MBA om aan [naam] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de bazaar voor de deelnemers geopend is en waarop MBA niet aan de in overwegingen 5.1. tot en met 5.3. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.5. veroordeelt MBA in de proceskosten, aan de zijde van [naam] tot op heden begroot op € 558,29,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2014.

 


 

Heeft u vagen over dit bericht of behoefte aan direct advies, neem dan kosteloos contact op met Advocatenkantoor Hoveijn. Advocatenkantoor Hoveijn is onder andere gespecialiseerd in vastgoedrecht, aanbestedingsrecht, huurrecht en ondernemingsrecht.