Go to Top

Buurweg mag niet met een paaltje worden afgesloten

Een pad dat oorspronkelijk door de gemeente is bestempeld als buurweg mag niet met een paaltje worden afgesloten. Dit heeft de Rechtbank te Arnhem in de volgende uitspraak van 24 september 2014 in kort geding bepaald. Hierna volgen de belangrijkste overwegingen.

in conventie
4.1.Het spoedeisend belang vloeit in voldoende mate uit de stellingen van [eisers] voort.

4.2.Volgens [eisers] hebben [gedaagden] ten onrechte door middel van een paaltje de toegang tot [straat] afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Volgens [eisers] is de toegang tot [straat] over de percelen van [gedaagden] aan te merken als een noodweg in de zin van artikel 5:57 BW. Bovendien hebben zij door verjaring een recht van overpad verkregen, aldus [eisers]. Ter zitting hebben [eisers], de argumenten van [gedaagden] gehoord hebbende, zich tevens op het standpunt gesteld dat [straat] het karakter heeft van een buurweg voor gemotoriseerd verkeer en dat [gedaagden] zich ook om die reden zouden moeten onthouden van afsluiting van [straat]. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.

4.3.In artikel 719 (oud) BW is bepaald dat wegen aan verscheidene buren gemeen en hun tot een uitweg dienende, niet dan met gemeenschappelijke toestemming kunnen worden verlegd, opgeheven of tot een ander gebruik gebezigd dan waartoe zij zijn bestemd geweest. Is een weg vóór 1992 tot buurweg bestemd, dan blijft (het recht op) de buurweg krachtens artikel 160 Overgangswet nieuw BW bestaan. In deze zaak is dus van belang of [straat] blijkens zijn uiterlijke toestand van vóór 1992 bestemd is geweest voor gemotoriseerd verkeer en voorts of deze weg in het verleden bestemd is geweest tot gemeenschappelijk gebruik.

4.4.Uit de verklaring van de heren [naam 2], [naam 7], [naam 9] en [naam 8] (geciteerd in rechtsoverweging 2.12) valt af te leiden dat [straat], waaronder begrepen ook het gedeelte dat over de percelen van [gedaagden] loopt, vóór 1960 door gemotoriseerd verkeer gebruikt werd als uitweg van de drankenhandel van [naam 3] aan [straat]. Vanaf het jaar 1965 gebruikte [naam 8] met zijn volkswagenbus het gedeelte van [straat] dat over de percelen van [gedaagden] gaat als uitweg van zijn bedrijf aan [straat]. In 1982 is [straat] bestraat met klinkers. Door deze bestrating is [straat] daadwerkelijk geschikt gemaakt voor gebruik door gemotoriseerd verkeer. [gedaagden] hebben niet betwist dat [eisers] in ieder geval vanaf 1982 met hun auto’s over het gedeelte van [straat] dat over de percelen van [gedaagden] gaat als uitweg hebben gebruikt. Verder is uit de verklaringen gebleken dat de uitweg van [straat] naar de dijk, een uitweg die voor de dijkverzwaring aanwezig was, niet geschikt was voor gemotoriseerd verkeer en door de bewoners daarvoor vrijwel niet gebruikt is. Volgens een verklaring van een bewoner betrof het hier een onverhard pad de dijk op en moest je een zeker lef hebben om dit pad met de auto te gebruiken. Uit de verklaring van [gedaagde sub 3] (geciteerd in rechtsoverweging 2.13) valt af te leiden dat er door de rechtsvoorgangers van [gedaagden] wel is geprotesteerd tegen het gebruik van [straat] door groot verkeer, zoals vrachtwagens van leveranciers en de vuilniswagen omdat deze voertuigen schade veroorzaakten aan de woningen aan weerszijden van [straat]. Niet gesteld of gebleken is echter dat [gedaagden] of hun rechtsvoorgangers zich vanaf 1982 hebben verzet tegen het gebruik van [straat] door [eisers] die met de auto over [straat] reden van en naar hun woningen. Bovendien hebben (de rechtsvoorgangers van) [gedaagden] (zie de verklaring van [naam 12] geciteerd in rechtsoverweging 2.13) het gedeelte van [straat] dat over de percelen van [gedaagden] loopt ook na 1982 onderhouden, mede ten behoeve van de uitweg van het gemotoriseerde verkeer van [eisers]. Hieruit kan worden afgeleid dat het gedeelte van [straat] dat over de percelen van [gedaagden] loopt stilzwijgend bestemd is voor gemeenschappelijk gebruik. In dit licht is het dan ook aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [straat] in ieder geval vanaf 1982 bestemd is geweest voor gemotoriseerd verkeer en tot gemeenschappelijk gebruik diende voor [eisers] en dat aldus sprake is van een buurweg. Dit betekent dat [gedaagden] deze weg niet eigenhandig mogen afsluiten. De vorderingen van [eisers] tot het verwijderen en verwijderd houden van de afsluiting zullen dan ook worden toegewezen. De overige standpunten van [eisers], dat sprake zou zijn van het ontstaan van een erfdienstbaarheid door verjaring of van een noodweg behoeven daarom geen bespreking meer.

4.5.De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd als hierna te melden.

4.6.[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
– dagvaarding € 93,80
– griffierecht 282,00
– salaris advocaat  816,00
Totaal € 1.191,80

4.7.De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

in reconventie
4.8.Per faxbericht van 29 augustus 2014 heeft mr. [naam 20] namens [gedaagden] op voorhand een eis in reconventie toegezonden. Nu [gedaagden] ter terechtzitting zijn verschenen met een rechtshelper (mr. Dobbelsteijn Bisschops) in plaats van bij advocaat, zullen zij niet ontvankelijk worden verklaard in hun eis in reconventie. Voor het instellen van een eis in reconventie in kort geding is immers vereist dat deze ter terechtzitting wordt ingediend door een advocaat die namens de eisers in reconventie is verschenen.

4.9.[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op € 408,00 wegens salaris advocaat.

5 De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.gebiedt [gedaagden] de afsluiting, die de toegang tot [straat] via de [straat] (via de percelen, kadastraal bekend [perceel]) voor gemotoriseerd verkeer blokkeert, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te verwijderen,

5.2.verbiedt [gedaagden] (opnieuw) tot afsluiting van de toegang tot [straat] via de [straat] (via de percelen, kadastraal bekend [perceel]) voor gemotoriseerd verkeer over te gaan,

5.3.veroordeelt [gedaagden] om aan bewoners van [straat] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 en/of 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,

5.4.veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.191,80,

5.5.veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

5.6.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.7.wijst het meer of anders gevorderde af.

in reconventie
5.8.verklaart [gedaagden] niet ontvankelijk in hun vorderingen,

5.9.veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 408,00,

5.10.verklaart dit vonnis, wat de kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad,

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2014.

vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2014.

 


 

Heeft u vagen over dit bericht of behoefte aan direct advies, neem dan kosteloos contact op met Advocatenkantoor Hoveijn. Advocatenkantoor Hoveijn is onder andere gespecialiseerd in vastgoedrecht, aanbestedingsrecht, huurrecht en ondernemingsrecht.